Fietsen door de regen en een gedwongen boswandeling
sep 1st, 2017 by Silvan
Voor de vierde Vogezenrit deze zomer waren de weersvoorspellingen niet al te best: veel regen maar niet koud. Maar goed, ik heb niet getraind om binnen te blijven. Op het menu staan drie beklimmingen: Signal de Grendelbruch, le Mont Sainte-Odile en Cote Mille. Vanuit het dorp waar wij logeerden begint zo’n beetje de klim naar Signal de Grendelbruch. Even een andere weg om te beginnen dan de voorgaande ritten. Het is nat en lekker rustig op de weg. De percentages gaan langzaam omhoog maar echt lastig wordt het niet. Vlak voor het dorp Grendelbruch sla ik af naar de Route Touristique du Souvenir Français.
Zelfs in het grijze weer is het een aardige route. Het is me niet duidelijk wat het ‘Signal’ nou precies is en waar het is. Wellicht de militaire begraafplaats waar je langs komt. Hierna zou de route wat avontuurlijker moeten worden. Streetview hield hier zo’n beetje op. En dat blijkt niet voor niks. De asfaltweg verandert na een tijd ineens in een stenen pad, met soms nog een strookje asfalt. Na een paar honderd meter wordt het beter en kan ik weer kleine stukjes fietsen. Bij Col de la Franzluhr (er staat geen bordje) hoop ik op een verharde afdaling. Helaas. Het wordt alleen maar slechter. Een bospad met stenen. Geen asfalt. En dat naar beneden. Fietsen kan echt niet.
Wat rest is naar beneden wandelen. Het kost een hoop tijd en het loopt voor geen meter. Ik schrik van een bord op een boom. Een zinnetje met chien, en dat is toevallig een van de weinige Franse woorden die ik ken: hond. Even ben ik bang dat het bos bewaakt worden door honden. Ik heb daar niet goede herinneringen aan. Krankzinnig wat een stil bos met je doet. Er staat natuurlijk dat honden niet los mogen lopen, om de fauna te beschermen. En ik ga er maar vanuit dat deze fauna minder eng is als een schuimbekkende keffer. Na een tijd zie ik eindelijk bebouwing. Een soort van boerderij midden in het bos. En hopelijk alsnog geen hond die eindelijk in actie mag komen. Wél asfalt vanaf de boerderij verder naar beneden.
Droog
Als ik eindelijk weer op de doorgaande route kom, zie ik pas dat het bos een soort privégebied was. Blij dat ik er uit ben. Het asfalt gaat meteen serieus omhoog en ik fiets in alle stilte – wat is dit heerlijk – naar boven. Het is ook droog geworden en de regenjas kan zeker open in de beklimming. De ’top’ ligt niet op het kruispunt Welsbruch, zoals ik vooraf onterecht dacht, maar iets noordelijker. Op de kruising met de D214 daal ik die weg af richting Obernai. Een fraaie afdaling en goed te doen ondanks het nog natte wegdek. Ik vervolg mijn weg naar de D426 waar de klim naar le Mont Sainte-Odile begint: zo’n 6 kilometer à 6.5-7 procent. Van tevoren nog bedacht om hier ook een tijdrit van te maken, maar ter plaatse zie ik direct van af. Totaal geen zin in vandaag. Rustig naar boven peddelen. Opnieuw een echte Vogezenklim door het bos. Amper verkeer, het weinig geluid komt van kettingzagen in het bos. Bij het klooster van le Mont Sainte-Odile zelf is het wel druk. Ik zie zo snel niet waar je mooi uitzicht hebt richting het Zwarte Woud in Duitsland. Ik heb geen zin twee nors kijkende politieagenten te passeren met mijn fiets, want je mag vast niet verder fietsen. En ik laat mijn trouwe rijwiel daar niet achter om een uitzichtplek op te zoeken. Ik eet een halve Snelle Jelle op en vertrek weer. Het gaat een beetje op en af richting Welsbruch, deze keer wel. Daarna nog klimmen naar Cote Mille, net als in de eerste Vogezenrit van deze zomer.
Bijensteek
Op de top van Cote Mille besluit ik door te fietsen naar Champ du Feu. In de oorspronkelijke opzet zou ik weer afdalen via Le Struthof, maar ik wil ook graag nog de andere afdaling van Champ du Feu mee pakken. Die hebben we eerder met de auto gereden en zag er best vermakelijk uit met fraaie vergezichten. Aangezien het voorspelde onweer niet lijkt te komen, ga ik dus voor deze iets langere route. De weg is droog en dus ideaal om te dalen. Een steek in mijn bovenbeen zorgt in de afzink plots voor een flinke pijnscheut. Ik vermoed dat ik een wesp of bij heb geraakt en stop om de schade te bekijken. De angel van de bij zit nog in mijn vel. Ik pruts em eruit en stap weer op de fiets. Als ik sta doet mijn been best zeer en als ik daal heb ik er minder last van. Zolang ik niet trap tenminste. In het dal fiets ik niet geheel pijnvrij naar ons vakantiehuis. De plek om de bijensteek is al rood. Daar blijft het overigens bij, door het te koelen heb ik alleen nog last van jeuk.
Geef een antwoord